Hoofdstuk 19: Wakker

Direct wordt haar oog getrokken naar de grond, twee verdiepingen lager, 
waar aan de overzijde van de straat die vol staat met auto's en busjes, 
tientallen mensen in een kluitje bij elkaar staan.

Het zachte gefluister van de verplegers wekt Clara. Ze opent geschrokken haar ogen en zoekt naar Victor, die onbewogen in zijn bed ligt. Zachtjes deint zijn borstkas op en neer. Hij is er nog steeds, denkt ze opgelucht en ze baalt ervan dat ze in slaap is gevallen. Aan de andere zijde van het bed ziet ze de verpleegsters met hun rug naar haar toe staan. 
‘Denk jij dat ze het is,’ hoort Clara de een tegen de ander smoezen. 
‘Nou, ik weet het niet. Het zou wel heel toevallig zijn.’ 
‘Ze heeft er wel wat van weg.’ 
Clara schuift met haar been over het matras en ze ziet de vrouwen in hun verplegersuniform een moment verstijven voor ze zich omdraaien. 
‘Ah, je bent wakker geworden,’ zegt de ene verpleegster. Ze loopt naar het raam en pakt het gordijn beet. 
‘Je zult wel honger hebben,’ zegt de ander die zich over Victor buigt. 
Met een ruk wordt het gordijn opengetrokken. 
Clara draait zich naar het raam. De zon is op, maar verschuilt zich achter een dikke laag bewolking die de lucht grauw maakt. 
‘Hoe gaat het met Victor?’ vraagt Clara aan de verpleegster die bij hem staat. 
‘Hij is de nacht goed doorgekomen. Er komt straks een arts bij je die je meer kan vertellen.’ 
De andere zuster werpt door het raam een blik naar beneden en trekt het gordijn vlug weer dicht. 
‘Ik zou hem maar dichtlaten,’ zegt ze ferm. 
‘Hoezo,’ vraagt de ander bij het bed. 
‘Het wemelt buiten van de pers. Niet raar ook. Iedereen heeft het erover op social media. Ik ben benieuwd wie het gelekt heeft vannacht.’ 
Clara volgt het gesprek, al lijkt het alsof ze deels een andere taal spreken. Ze herkent de woorden niet en ze heeft geen idee waar ze het over hebben. 
‘Vroeg of laat gebeurt het toch,’ zegt de verpleegster naast Victor. Ze schudt haar hoofd en haalt haar schouders op. ‘Trek je er maar niets van aan, Clara. Zal ik kijken of ik een ontbijtje voor je kan regelen? We hebben je vanmorgen laten slapen toen ze rondgingen met het ontbijt.’ 
‘Graag, dank u,’ zegt Clara. 

Zodra de verpleegsters de kamer hebben verlaten, slaat Clara de deken van zich af en loopt naar het raam. Ze opent het gordijn. Toen ze vannacht vertrok vanaf de boerderij was het donker geweest. Dit is de eerste keer dat ze de nieuwe wereld waarin ze is beland, in het daglicht ziet. Direct wordt haar oog getrokken naar de grond, twee verdiepingen lager, waar aan de overzijde van de straat die vol staat met auto’s en busjes, tientallen mensen in een kluitje bij elkaar staan. Allemaal kijken ze naar hetzelfde punt en wijzen opgetogen naar het raam waar Clara staat. Iedereen daar beneden kijkt naar haar. Sommige mensen grijpen naar zwarte objecten die licht weerkaatsen. Ze plaatsen het voor hun gezicht, terwijl ze het richten op haar. Van schrik zet ze een stap naar achteren. Hoewel ze niet weet hoe het anders zou zijn, geeft het haar een onaangenaam gevoel dat ze naar haar kijken. Bij alle mensen die ze tussen vannacht en nu heeft ontmoet, heeft ze dit gevoel niet gehad. Deze menigte wil iets van haar en het voelt heel onprettig, net als bij Oscar. Meestal loopt hij langs haar terwijl hij in zijn hoofd met iets anders bezig is. Dan merkt hij haar niet op. Maar soms voelt ze zijn ogen prikken. Als ze de was vouwt, de dieren uit de wei haalt of als ze staat te koken. Dan weet ze dat hij haar van een afstand bekijkt, als een roofdier dat zijn prooi observeert en geduldig wacht op het juiste moment om aan te vallen. Waarom prikt de aandacht van de menigte haar op dezelfde manier als Oscar? Wat willen ze van haar? Waar is ze beland? 
Ze trekt het gordijn weer dicht en loopt naar het bed van Victor. Haar kind is het enige wat haar verbindt met thuis. Het enige wat vertrouwd is. Als ze zich op hem richt, kan ze al het andere buitensluiten en net doen of het er niet is. Ze laat een zijde van het ledikant zakken, zoals ze vannacht van de verpleegster heeft geleerd. Met haar hand streelt ze Victors voorhoofd. Zijn temperatuur voelt aangenaam. Hij heeft geen hoge koorts meer. Het stemt haar hoopvol. Als de ziekte zich snel terugtrekt, kunnen ze weer naar huis. 
‘Dag mannetje,’ zegt ze met een zoetgevooisde stem. ‘Hier is mama.’ 
‘Laat mij erdoor!’ klinkt opeens een schreeuw door de openstaande deur vanuit de ziekenhuisgang. 
Clara schrikt van het onverwachte geluid. 
Snelle voetstappen bewegen zich over de gang. Er volgt een schokgolf aan reacties van andere mensen in de gang. 
‘Mevrouw, stop. U mag hier niet komen,’ waarschuwt een mannenstem. 
‘Waar is ze?’ schreeuwt de vrouwenstem opnieuw. 
Clara trekt de zijkant van het ledikant terug omhoog en haast zich naar de deuropening. ‘Haal de beveiliging!’ zegt weer iemand anders. 
Vlak voor de deuropening blijft Clara staan. Voorzichtig steekt ze haar hoofd om de deurstijl om te kunnen zien waar de onrust in de gang vandaan komt. 
Een blonde vrouw in een paarse jas wordt tegengehouden door een arts. 
‘Waar is Jasmijn?’ schreeuwt de vrouw, terwijl ze langs de arts probeert te komen die haar bovenarmen vasthoudt. ‘Laat mij los!’ 
'U mag hier niet komen.' 
Ze slaat de arm van de arts weg, worstelt zich los en stormt zoekend de gang in. 
‘Waar is ze?’ De ogen van de vrouw scannen de deuren als ze met grote stappen doorloopt. 
Verplegers en artsen volgen haar om haar een halt toe te roepen. 
Maar dan kruist de blik van de vrouw die van Clara en staat ze abrupt stil. Een ijzige stilte daalt neer in de lange ziekenhuisgang alsof de tijd tot stilstand komt. Iedereen kijkt gespannen van de vrouw naar Clara en terug. Clara zet een stap naar voren zonder de blik van de vrouw los te laten en ze ziet hoe de uitdrukking in het gezicht van de vrouw verzacht als ze volledig achter de deurstijl vandaan is gekomen. 
Heel voorzichtig komt de vrouw dichterbij. Centimeter voor centimeter tasten de ogen van de vrouw Clara’s gezicht af en vertwijfeld richt ze haar hand op als ze voor Clara staat. Gespannen volgt Clara de hand als de vrouw haar vingertoppen tegen Clara’s slaap zet en zachtjes langs haar haarwortels richting haar kruin glijdt. Onbewust sluit Clara voor een kort moment haar oogleden en snuift de geur op van de pols van de vrouw die ze naast haar neus houdt. Ze herkent de zoete, indringende geur als een vage herinnering uit een vorig leven. De vingers strijken verder langs haar haren, krullen zich achter haar oor. Een duim glijdt over haar oorlel, terwijl de mouw van de jas van de vrouw Clara’s neus raakt. Ze opent haar ogen en kijkt naar het gezicht van de vrouw. Ze volgt de lichte groeven in haar huid, haar lippen, de vorm van haar neus. 
Er gaat een schok door Clara heen als ze opnieuw de blik van de vrouw vangt die met betraande ogen naar haar kijkt. 
‘Jasmijn?’ vraagt de vrouw met een gebroken stem. 
Clara fronst haar wenkbrauwen, terwijl een verscheurd gevoel ruw wordt wakkergeschud diep in haar binnenste.

Praat mee over dit hoofdstuk

In de Facebookgroep van ZIJ WAS CLARA kun je met andere lezers sparren over het verhaal, de personages bespreken en de spanning gezamelijk beleven. Deel je gedachtes en leef met elkaar mee. Het is een unieke ervaring om met z'n allen tegelijk op deze manier een boek te lezen.

 

Alle thrillers van Sietske Scholten zijn op deze manier ontstaan. Bij ieder boek liet ze de lezers over haar schouders meelezen, terwijl zij het boek schreef. De reacties van lezers maakt het schrijven voor haar nog leuker.

©Sietske Scholten. Alle rechten voorbehouden.

We hebben je toestemming nodig om de vertalingen te laden

Om de inhoud van de website te vertalen gebruiken we een externe dienstverlener, die mogelijk gegevens over je activiteiten verzamelt. Lees het privacybeleid van de dienst en accepteer dit, om de vertalingen te bekijken.