De pijn die Clara heeft begraven in een donkere hoek van haar onderbewustzijn, schiet omhoog. Ze herinnert zich dat ze Jakob, nog nat van het vruchtwater, in haar armen nam toen zij als moeder werd geboren. Haar lichaam had een kind laten ontstaan en in haar buik laten groeien. Maar zelf was ze er gewoon altijd geweest. Oscar had haar uit de donkere aarde omhooggehaald. Daaruit was ze geboren. Er was enkel een surrealistische zweem aan een vage herinnering van een moeder die haar in haar dromen bezocht. Maar zelf had ze geen moeder. Als ze al een moeder zou hebben gehad, waar was die moeder al die tijd dan geweest?
Opnieuw laat ze haar ogen glijden over het gezicht van de vrouw die voor haar staat. Ieder detail neemt ze in zich op. Wie is deze vrouw? Waarom schreeuwt haar lijf van binnen een onbegrijpelijke taal? Een onweerstaanbaar verlangen om de armen van deze vrouw om zich heen te voelen en haar neus tegen haar hals aan te drukken. De geur op te snuiven van het parfum dat deze vrouw draagt. Waarom overspoelt haar deze allesoverheersende pijn die ze al die jaren niet heeft willen voelen? Haar lippen beginnen te bewegen.
‘Mama?’ fluistert Clara.
Een glimlach van opluchting breekt door op het gezicht van de vrouw.
‘Herken je mij nog?’ vraagt de vrouw vol ongeloof. ‘Oh, Jasmijn, je bent het echt! Al die jaren! Iedereen zei dat je dood was, maar ik wist zeker dat je leefde. Waar was je al die tijd?’
Alsof de aarde op zijn grondvesten schudt, grijpt Clara zich vast aan de deurstijl. In één klap is haar zorgvuldig opgebouwde verhaal dat ze al die tijd als waarheid had aangenomen, in ontelbare scherven uit elkaar gespat. Haar leven op de boerderij. Haar leven met Oscar. Haar leven als Clara. Ze had het aangetrokken als een kostuum en zonder enige aarzeling geloofd dat zij zelf de rol was die ze speelde. Maar als ze niet Clara is, wie is ze dan wel? Is ze Jasmijn? Ondanks het onbegrijpelijk sterke verlangen om door de armen van deze onbekende vrouw te worden omringd, wordt ze overmand door angst. Al die jaren had het hek om de boerderij haar begrensd. Ze wilde verder kijken. Weten wat er buiten haar gezichtsveld lag. Ze was boos op Oscar, omdat hij voorkwam dat ze een weg zou vinden die haar voorbij de vastgestelde kaders zou brengen. Ze voelde zich ingesloten. Maar nu de kaders plotsklaps zijn verdwenen en ze geen idee meer heeft wie ze is, lijkt het boerderijleven opeens heel overzichtelijk. Ze wist precies wat haar taak was. Alles had een ritme: de dagen, de weken, de seizoenen en Oscars stemmingswisselingen. Ze hoefde alleen maar te gehoorzamen. Ze wil terug. Weg uit deze onbegrensde wereld waarin ze terecht is gekomen.
‘Het spijt me. Ik moet terug naar mijn zoon,’ antwoordt Clara verward, terwijl ze het oogcontact met de vrouw verbreekt en zich omdraait om terug naar het bedje te lopen.
‘Jasmijn?’ zegt de vrouw in de deuropening.
‘Ik ben niet Jasmijn. Ik ben Clara,’ zegt ze met haar rug naar de vrouw. Ze haalt de zijkant van het bedje naar beneden en pakt Victors handje beet.
‘Mevrouw, we verzoeken u dringend om te vertrekken.’
‘Ik ga niet weg.’
‘Als u niet vrijwillig vertrekt, dan zullen we u meenemen.’
‘Jasmijn!’
Clara draait zich om. Twee mannen grijpen ieder een arm van de vrouw vast.
‘Nee!’ schreeuwt de vrouw. Met haar schouders schudt ze haar armen in een poging los te komen uit de greep van de mannen. ‘Dit is mijn dochter. Elf jaar geleden werd ze van mij afgepakt en dat laat ik niet nog een keer gebeuren. Jasmijn,’ zegt de vrouw en ze richt haar blik op Clara. ‘Ik heb geen idee wat je allemaal hebt meegemaakt in die elf jaar, ik heb je niet kunnen beschermen, maar nu zal ik er voor je zijn. Ik ga niet meer weg.’
Het raakt Clara. Ze herkent de strijdvaardigheid in de ogen van de vrouw. Ze voert hetzelfde gevecht als Clara voor Victor. Deze vrouw is haar moeder. En zij, Clara, is haar kind. Zo had ze zichzelf nog nooit gezien. Ze was van Oscar. Eerst klein, toen groter. Haar spichtige, kleine lijfje dat met geen mogelijkheid Oscars kracht kon weerstaan. Haar uithalen, haar tegenstribbelingen hadden geen enkel effect op Oscar. Hij sloot haar in, tilde haar op, legde haar neer, pakte haar vast, drong bij haar naar binnen, sloot haar op, allemaal alsof het niets was. Ze kon niets anders dan zich overgeven, aanpassen en meegaan in zijn wensen. Ze groeide als Clara, precies als de Clara die Oscar wilde.
‘Laat haar los,’ zegt Clara tegen de mannen die de vrouw vasthouden. ‘Ik wil dat ze blijft. Voor nu.’
‘Weet je het zeker?’ vraagt een van de mannen.
‘Ja.’
‘We zijn op de gang, mocht je ons nodig hebben.’
Ze laten de vrouw los en gebaren naar het verplegend personeel, dat het schouwspel vanaf de deuropening nieuwsgierig gadeslaat, dat ze zich mogen terugtrekken en hun werk kunnen hervatten.
‘Dank je,’ zegt de vrouw.
Clara draait zich naar Victor, die slapend in het ziekenhuisledikant ligt. Ze haalt een zijkant naar beneden en aait met haar hand over zijn bolletje.
‘Dit is Victor,’ zegt Clara tegen de vrouw. ‘Mijn middelste zoon.’
‘Middelste?’ reageert de vrouw geschrokken. ‘Je hebt er meer?’
In een flits trekken de herinneringen aan Jakobs sterven een muur om Clara heen. De vurige strijd van de vrouw om bij Clara te mogen blijven en haar bij te staan, betekent niet dat Clara haar hart voor haar kan openen. Met het uitspreken van Jakobs naam kan ze onmogelijk haar emoties beteugelen. Deze vrouw is een wildvreemde. Ze weet niets van Clara, haar leven en haar pijn.
Clara geeft een kort knikje als antwoord op de vraag die de vrouw stelde.
‘Jarenlang heb ik mij afgevraagd hoe het met je ging. Hoe je er nu uit zou zien. Je was nog zo jong toen je verdween. Ik heb altijd gedroomd over dit moment, hoe het zou zijn om je weer te zien. Je wilt niet weten hoe blij ik was om op Nu.nl te lezen dat er vermoedens waren dat jij het was die hier vannacht de spoedpost binnenliep.’
In Clara’s hoofd smelten de woorden van de vrouw samen tot een dikke brei aan elkaar geklonterde klanken. Met haar duim streelt Clara de haartjes van Victor. Zijn ogen zijn gesloten. In zijn neus zit een slangetje dat met een witte pleister vastgeplakt zit tegen zijn wangetje. Het gaat hier om Victor. Clara is hier zodat hij herstelt. Alle aandacht moet daarnaar uitgaan. En zodra hij beter is, kan ze terug naar Benjamin. Meer kan ze er niet bij hebben. Ze heeft al haar kracht nodig om overeind te blijven. Ze voelt zich doodmoe, gedesoriënteerd, haar lijf doet pijn van de lange tocht vannacht met Victor in haar armen en haar borsten staan op knappen van de opgehoopte voedingen. De onophoudelijke woordenstroom van de vrouw brengt haar alleen maar meer in verwarring.
‘Stop,’ sist Clara. ‘Houd op!’
‘Met wat?’ vraagt de vrouw geschrokken.
Clara drukt haar handen tegen haar oren.
‘Ik kan er niet meer tegen!’
In de Facebookgroep van ZIJ WAS CLARA kun je met andere lezers sparren over het verhaal, de personages bespreken en de spanning gezamelijk beleven. Deel je gedachtes en leef met elkaar mee. Het is een unieke ervaring om met z'n allen tegelijk op deze manier een boek te lezen.
Alle thrillers van Sietske Scholten zijn op deze manier ontstaan. Bij ieder boek liet ze de lezers over haar schouders meelezen, terwijl zij het boek schreef. De reacties van lezers maakt het schrijven voor haar nog leuker.
©Sietske Scholten. Alle rechten voorbehouden.
We hebben je toestemming nodig om de vertalingen te laden
Om de inhoud van de website te vertalen gebruiken we een externe dienstverlener, die mogelijk gegevens over je activiteiten verzamelt. Lees het privacybeleid van de dienst en accepteer dit, om de vertalingen te bekijken.