‘Wij komen voor u,’ zegt agent Aslan met vriendelijke stem. ‘Wij zijn van de politie.’
‘Voor mij?’ zegt Clara verward. Waarom komen ze voor haar? Ze is hier voor Victor. Dit heeft niets met haar te maken.
‘Het ziekenhuis heeft ons op de hoogte gebracht. We willen u wat vragen stellen. Kunt u zich legitimeren?’
‘Wat bedoelt u?’
‘Heeft u iets bij u waarmee u kunt aantonen wie u bent?’
‘Dat zeg ik u toch net. Ik ben Clara.’
‘Uw volledige naam. Heeft u iets waar uw volledige naam opstaat? Een identiteitsbewijs, een rijbewijs of een bankpas.’
‘Ik weet het niet.’
De agenten wisselen een blik van verstandhouding.
‘We hebben iets nodig, zodat we u kunnen identificeren. We willen kunnen vaststellen wie u bent en waar u vandaan komt.’
‘Ik ben Clara, zei ik u al,’ zegt ze, terwijl de tranen haar zicht wazig maken. Waarom dringen ze zo aan op wie ze is? Het enige wat ze wil is dat Victor veilig is. Het gaat niet om haar. Waarom begrijpen ze dat niet? De tranen rollen over haar wangen en ze slaat haar handen voor haar gezicht. ‘Ik wil alleen maar dat mijn zoon beter wordt. Daarom kwam ik hierheen.’
‘Wil je een glaasje water?’ zegt de agente.
Nu pas voelt Clara haar droge mond. Het verlangen naar vocht en de vermoeidheid in haar lijf van de nachtelijke tocht en alle nieuwe indrukken. Ze knikt en voelt een hand tegen haar schouder.
‘Kom maar even zitten. Agent Mulder gaat vragen naar je zoon en zal wat water halen.’
Ze hoort voetstappen naar de deur lopen, de deur opengaan en weer dicht.
‘Je hebt er goed aan gedaan om hierheen te komen. Hoe ben je hier gekomen?’
‘Iemand heeft mij gebracht.’
‘Wie?’
‘Een man. Ik ken hem niet. Ik wist niet waar ik heen moest voor hulp. Ik was bang dat Victor dood zou gaan. De man stopte voor ons. We mochten instappen en hij bracht ons naar hier.’
‘Waar is de man nu?’
‘Dat weet ik niet.’
‘Waar was je daarvoor, Clara? Voor de man jullie meenam. Waar kwam je vandaan?’
‘Uit het bos.’
‘Hoe kwam je in het bos terecht?’
‘Ik woon daar. Bij Oscar op de boerderij.’ De herinnering aan de boerderij doet haar verlangen naar thuis. Ze wil naar huis. Naar de enige plek die ze kent. Waar de omheining om de tuin de ruimte kadert waar ze thuis hoort. Een zeurend gevoel trekt door haar buik. Hoe vaak had ze er niet aan gedacht om weg te gaan bij Oscar? Maar nu ze vertrokken is en in een wereld terecht is gekomen die vreemd aanvoelt, wil ze terug. Bij Oscar weet ze in ieder geval waar ze aan toe is. Ze kan Oscar lezen als een boek. Ze weet precies wanneer hij tevreden over haar is, wanneer hij boos wordt, wanneer hij haar lijf wil toe-eigenen en wanneer hij haar pijn gaat doen. De wetenschap wat ze kan verwachten, geeft haar een gevoel van controle over de situatie. Het brengt veiligheid. Maar hier, in deze onbekende wereld heeft ze geen idee wat ze kan verwachten. Ze kent niemand en zonder Victor is ze helemaal alleen. Hoe komt ze terug? In de auto vergat ze op de weg te letten en nu heeft ze geen idee waar de boerderij zich bevindt. Wat moet ze nu? Wat willen deze agenten van haar? Ze zou willen dat ze haar met rust zouden laten en dat de arts haar naar Victor brengt in de hoop dat hij opknapt en ze snel mogelijk hier weg kunnen. Weg uit het felle kunstmatige licht van het ziekenhuis en de eindeloze vragen over wie ze is.
‘Wie is Oscar?’ vraagt de agente.
‘De vader van mijn kinderen.’
'Zijn jullie getrouwd?'
Clara schudt haar hoofd.
‘Weet Oscar dat je hier bent?’
‘Nee. Ik mocht geen hulp halen van hem. Ik ben weggerend met Victor in mijn armen. Benjamin is daar nog.’
‘Wie is Benjamin?’
‘Mijn jongste zoon. Hij is deze zomer geboren.’
‘Wat is Oscars achternaam?’
‘Dat weet ik niet.’
‘En het adres van de boerderij?’
Clara haalt haar schouders op.
‘Hoe heb je Oscar leren kennen?’
Clara fronst haar wenkbrauwen. Oscar was er altijd al. Zo lang ze zich kan herinneren. Een flard van een herinnering flitst voor haar ogen. Ze veert op van angst. Ze knippert met haar oogleden tegen het plotselinge felle licht waarin het contour van Oscar als een donkere schaduw verschijnt in de opening recht boven haar, terwijl de geur van frisse lucht langs hem de bedompte kleine ruimte binnenstroomt. Het verlicht de geur van natte aarde, urine en uitwerpselen, maar brengt tegelijkertijd een zwaarte met zich mee door Oscars komst. Ze probeert het beeld van zich af te schudden en vangt de blik van de agente die haar onderzoekend aankijkt.
‘Hij is er altijd geweest,’ fluistert ze, maar opeens twijfelt ze aan haar woorden. De vage herinnering doet haar denken aan de nachtmerrie die ze zo vaak heeft gehad en die ze zo snel mogelijk wilde vergeten als ze happend naar licht wakker werd en met een harde klap de luiken van de bedstee openduwde. Was er een tijd voor Oscar? Met alle macht probeert ze zich iets te herinneren bij het gevoel van herkenning van de vorm van de auto van de man, het ziekenhuis, de schuifdeuren, de wachtkamerstoelen, het licht uit de bakken van de plafonds, maar het wijkt als rook uiteen als ze het gevoel vast probeert te grijpen. Waar was ze voor de boerderij?
De deur van de spreekkamer gaat open. Agent Mulder loopt samen met dokter Nyan naar binnen.
‘Ik heb contact gehad met het bureau,’ zegt hij, terwijl hij zijn hoofd draait naar agent Aslan en een glas water op de tafel zet. ‘Er is sprake van positieve herkenning op basis van de videobeelden van de receptie. Ze willen inderdaad dat we het DNA-onderzoek doorzetten.’
‘Clara,’ zegt agent Aslan die een verpakking uit haar tas haalt en openmaakt, ‘we nemen met dit staafje wat wangslijmvlies bij je af. Het doet geen pijn. Je hoeft alleen je mond te openen.’
‘En daarna neem ik je mee naar Victor, Clara. Je mag naar hem toe.’
Ze springt opgelucht op.
‘Hoe gaat het met hem?’ vraagt ze zowel verrast als bezorgd aan de arts.
‘Hij heeft meningitis, een hersenvliesontsteking. Hij krijgt intraveneuze antibiotica. Het enige wat we nu kunnen doen is afwachten hoe hij reageert op de medicatie.’
‘Waar is hij?’
‘Ik breng je zo naar hem toe.’
‘Zou je je mond willen openen?’ zegt de agent Aslan die naast haar is gaan staan. Met een plastic handschoen aan brengt de agente het rietje naar Clara’s geopende mond. Het harde materiaal schraapt kort langs de binnenzijde van haar wang als Clara haar mond openhoudt.
‘Mag ik nu naar Victor?’ vraagt ze, zodra de agente het rietje terughaalt en in een koker stopt.
De arts knikt.
‘We zullen het met spoed naar het lab brengen. We houden je op de hoogte, Clara. Sterkte met Victor,’ zegt de agente als Clara met de arts de spreekkamer uitloopt.
In de Facebookgroep van ZIJ WAS CLARA kun je met andere lezers sparren over het verhaal, de personages bespreken en de spanning gezamelijk beleven. Deel je gedachtes en leef met elkaar mee. Het is een unieke ervaring om met z'n allen tegelijk op deze manier een boek te lezen.
Alle thrillers van Sietske Scholten zijn op deze manier ontstaan. Bij ieder boek liet ze de lezers over haar schouders meelezen, terwijl zij het boek schreef. De reacties van lezers maakt het schrijven voor haar nog leuker.
©Sietske Scholten. Alle rechten voorbehouden.
We hebben je toestemming nodig om de vertalingen te laden
Om de inhoud van de website te vertalen gebruiken we een externe dienstverlener, die mogelijk gegevens over je activiteiten verzamelt. Lees het privacybeleid van de dienst en accepteer dit, om de vertalingen te bekijken.